Wetenschapsoriëntatie, explicietere wetenschappelijke toerusting van de vwo-leerling, kan, ook in de tweede fase, op verschillende manieren vorm krijgen. Vorm en inhoud worden vooral bepaald door de mate waarin een vakgebonden, dan wel een vakverbindende of –overstijgende opzet de voorkeur geniet.
  • Voor wetenschapsoriëntatie binnen het vakonderwijs, al dan niet met vakverbinding (de varianten a, b en c, zie de pagina Schikking biedt het bestaande vakaanbod bruikbare uitgangspunten. Extra accenten kunnen wenselijk zijn, evenals aanvullingen als gerichtere oefenopdrachten en toetsopgaven. Suggesties daarvoor zijn te vinden in de publicaties Wetenschapsoriëntatie (De publicaties over wetenschapsoriëntatie bij de verschillende vakken zijn nog in ontwikkeling.)
  • Wetenschapsoriëntatie kan ook in de vorm van vakverbindende of vakoverstijgende modules, projecten of thema’s. Daar is meer voor nodig dan een lichte aanpassing van vakleermiddelen. De beoogde modules, projecten of thema’s moeten inhoud krijgen, en er is ook een rode draad nodig, een raamwerk, dat dit aanbod onderling verbindt of tenminste ordent in tijd en plaats. Zo’n opzet van wetenschapsoriëntatie vergt een (rooster)structuur voor het geheel, een verbindend element per onderdeel en onderwijs- en toetsmaterialen voor elk onderdeel – dit alles liefst in samenhang, omwille van zo goed mogelijke transfer van kennis van de leerling.
    Scholen met ervaring op het gebied van vakverbindende leeractiviteiten, zoals projecten en werkweken, zullen er al doende zeker in slagen, deze benodigdheden naar eigen inzicht en mogelijkheden voor elkaar te krijgen.